DAF MB200 -Den Oudsten
12-meter Standaard Streekbussen
1969-1988
TERUG/BACK/RETOUR
De meest talrijke variant van de standaard streekbus is de DAF MB200 met Den Oudsten carrosserie. De eerste exemplaren kwamen in 1969, de laatste werden geleverd in 1988. In totaal werden er 2888 van deze bussen gebouwd. Toch werden er buiten het NS/ESO/VSN concern slechts heel weinig van deze bussen geleverd. De belangrijkste klant was de GTW, die in totaal 102 van deze bussen kocht, hoewel de laatste pas in dienst kwamen nadat de GTW onderdeel was geworden van het NS-concern. Andere Nederlandse bedrijven die deze bussen kochten buiten het centrale inkoopsysteem om waren de EMA (15 buiten de centrale nummering en 2 erbinnen), de AMZ (7 buiten de centrale nummering, 6 erbinnen), OT (5 bussen), de NWH (4 buiten de centrale nummering, 3 erbinnen), en TAD/Krijger (1 bus). Bedrijven zoals Van Oeveren, de WABO, Meussen, de IAO en Mulder kochten deze bussen wel via het centrale inkoopbureau en deze hadden dan ook centraal uitgegeven nummers naast de door de bedrijven zelf gegeven nummers. Daarnaast werden er nog 47 busssen gebouwd voor export naar België.
Er waren natuurlijk variaties tussen de verschillende series. Deze worden behandeld bij de beschrijvingen, maar de meest in het oog springende worden hier al vermeld. Zoals bekend introduceerde Den Oudsten een speciaal front voor de KLM, dat dan ook wel wordt aangeduid als het "KLM-front". Voor de KLM werd dit alleen op Neoplan chassis gebouwd, maar ook op DAF MB200-chassis werden er 50 gebouwd voor de EMA (17), de VBM in België (3) en in de ESO-serie 6595-6622, 6650-6651. Een hybride fornt, dat wil zeggen met de normale ruiten en filmkast maar met de onderste helft van het KLM-front, hier gemakshalve 1/2-KLM-front genoemd, werd op 47 bussen toegepast, 2 van de NWH en de overige in de serie 3500/3900. Een opvallende maar feitelijk onbelangrijke verandering op het front was de vervanging van de grote DAF letters door een smalle strook met daarop de tekst "Den Oudsten - DAF". De overgang vond plaats in 1975. Een andere opvallende groep werd gevormd door de semitoerbussen met een "knik" in het dak, waaarvan er 83 werden gebouwd voor de GTW en in de ESO-serie 6600. Toen de BBA haar bussen centraal in ging kopen werd een grote filmkast gespecifieerd. Andere bedrijven stapten hier later ook op over en CN verbouwde een groot aantal bussen met een grote filmkast. Ook bij de zijruiten was er een ontwikkeling. De 6 prototypes 6994-6999 en de eerste 30 LTM bussen (6964-6993) hadden de minder hoge zijruiten zoals de Leyland-Verheul LVB 1000-serie. Hierna werden de ruiten verder naar beneden doorgetrokken. Bus 9846 kwam in februari 1985 als eerste met geplakte ruiten in dienst. Later werden deze bij meer bussen toegepast, zowel bij de semitoerbussen van de serie 6595-6622, 6650-6651 als bij lijnbussen. Ook de dakconstructie veranderde. Bij de meeste bussen zijn over het gehele dak smalle over de breedte van de bus lopende strips te zien, terwijl bij de laatst gebouwde series het dak glad is. Ook is het aantal dakluiken terguggebracht van 3 naar 2. Een centraal doorgevoerde verandering was de introductie van de brede instap, waarbij één passagier bij de chauffeur kon instappen en één bij een automaat kon stempelen. Om voldoende plaats te krijgen voor de brede deur werd de vooras naar achteren geplaatst waardoor de wielbasis 5,64 meter in plaats van 6 meter werd. In augustus 1976 kreeg de NZH de eerste bussen met brede instap en vanaf 1980 werd alleen nog maar deze variant geleverd, met uitzondering van de semitoerbussen. Wegens het op grote schaal zwartrijden ging men echter terug naar controle door de chauffeur en in januari 1985 kreeg CN als eerste weer bussen met smalle instap en lange wielbasis. Er werden door Den Oudsten 1443 bussen met de lange wielbasis en smalle instap en 1445 met korte wielbasis en brede instap gebouwd. Bij de deuren zelf waren ook wat veranderingen te zien. De voordeur met twee ruiten per deurblad werd in 1984 vervangen door een met slechts één grote ruit per deurblad. Dit gebeurde zowel bij de brede als smalle deuren. In 1985 kwamen er bussen met smalle eenbladsvoordeuren in plaats van de traditionele tweevleugelige deuren. Sommige bedrijven verbouwden bussen later met eenbladsdeuren. De plaatsing van de uitstap verschilde ook. De middenuitstap was altijd breed, met uitzondering van 6 naar België geleverde bussen die een smalle middenuitstap hadden. Maar er waren ook bussen met een uitstapdeur helemaal achterin. Sommige bedrijven, zoals de GADO en EMA, hielden aan deze configuratie nog lang vast. Ook de semitoerwagens werden met achteruitstap gebouwd, sommige ook met een eenbladsdeur. Het GVA in Arnhem, de GSM en de EMA bestelden bussen met een brede achteruitstap. De ZO en de GADO hadden driedeurs bussen voor stadsdiensten, zowel met smalle als met brede instap. Vermelding dienen nog de onsuccesvolle experimenten met uitschuiftreden op de CN 9753-9755 en WN 9799. De geleverde aantallen per deurindeling waren:
Er waren natuurlijk een aantal technische veranderingen. De normaal gebruikte motor was de DAF DKDL1160, maar 58 bussen hadden de DKL motor met turbo. Dit waren de VAD 3930-3931, een aantal semitoerbussen uit de serie 6595...6699, en 11 aan de STACA in België geleverde bussen. Met uitzondering van 3 STACA bussen hadden ze allemaal de lange wielbasis. Ook kregen de meeste bussen na 1984 een volautomatische versnelling van ZF. Maar er waren ook bussen met een Allison volautomatische versnelling. Voor 1984 werd meestal de Wilson halfautomaat gebruikt. Daarnaast waren er allerlie kleinere en graduele veranderingen aan de defroster, het dashboard, de chauffeursstoel, enz. Dan was er natuurlijk het interieur. De eerste series hadden nog de grijze banken zoals ook geleverd in de Leyland-Verheul LVB 1000-serie. Het meest verbreid werd het in 1972 ingevoerde standaard ESO-meubel met rode skai-bekleding en een lichtgrijze formica achterkant. Dit model geldt nog steeds als een van de meest comfortabele. Vanaf ongeveer 1984 werd de kleur veranderd in bruin met een oranje achterkant. Als experiment kregen de NZH 3838-3846 witte banken. Verschillende bedrijven gebruikten stoffen bekleding op deze stoelen. De GTW gebruikte een groen ruitje, maar bij andere bedrijven kwam in later jaren ook oranje, grijs en bruin voor. Stadsbussen hadden soms een andere type meubel, aanvankelijk zoals in de CSA I en II stadsbussen, later zoals ook in de 6400-serie stadsbussen toegepast. Semitoerbussen hadden luxere stoelen, die later soms door standaardmeubels vervangen werden. Tegen het eind van de negentiger jaren, toen grote aantallen bussen werden afgevoerd, werd regelmatig het nog goede interieur van een afgevoerde bus gebruikt ter vervanging van versleten of vernield interieur van een nieuwere bus, waardoor sommige nieuwe bussen opeens rode banken hadden. De plaatsing van de stoelen kon op plateaus zijn, waardoor een verzonken gangpad ontstond, of direct op de vloer. Bij de bussen met een stabalcon en brede instap waren de stoelen meestal direct op de vloer geplaatst. Bij het plaatsen op plateaus zaten de passagiers natuurlijk wat hoger. Bovendien konden de zitplaatsen ook over de wielkasten vooruitrijdend worden geplaatst, wat bij de wagens zonder plateau niet mogelijk was. De capaciteit varieerde natuurlijk, maar lag meestal rond de 80 personen. Het aantal zitplaatsen varieerde van 34 voor ZO stadsbussen tot 52 voor een aantal semitoerwagens. Bij de meeste lijnwagens lag het rond de 45, waarbij een stabalkon 4 zitplaatsen minder betekende. Voorzover gegevens over het interieur voorhanden zijn zullen deze worden vermeld. Tenslotte de kleuren. Ook deze werden gestandaardiseerd in Nederland, hoewel aanvankelijk nog enkele bedrijven hun eigen kleur hadden of een eigen identiteit toevoegden in de vorm van een gekleurde band of andere schortplaten. En de semitoerbussen hadden vaak een heel eigen kleurenschema. Ook kwamen er speciale versies zoals de grijze sneltreinbussen van de ZO en de twee rode stadsbussen van de GADO. Deze variaties zullen bij de beschrijvingen vermeld worden. De meeste bussen waren echter streekgeel. Aanvankelijk betekende dit dat de raamlijsten en het dak wit waren en de schortplaten grijs. Eind 1983 werd begonnen de bussen met gele schortplaten te leveren. Enkele jaren later kwamen bij verschillende bedrijven de bussen volledig geel met zwarte afwerking op de weg. Vooral bij de bussen met geplakte ruiten was dit het geval. Om een logische presentatie te krijgen worden de bussen voorgesteld in volgorde van hun NS/ESO/VSN nummers, waarbij de series in chronologische volgorde staan. De bussen die buiten deze nummering vielen en de Belgische bussen worden apart beschreven. |
DAF MB200 -Den Oudsten 12-meter standaard streekbussen
|
||||||||||||||||||||||
|